DE PAARDENTRAM

De meeste verzamelaars kennen ze wel: de pijpjes die aan het eind van de 19e eeuw zijn gemaakt, met daarop afgebeeld een stoomlocomotief en een stoomraderboot. Onlangs kwam ik in het bezit van een wat minder algemeen pijpenkopje, met daarop een vervoermiddel uit diezelfde periode: de paardentram.

Beschrijving van de pijpenkop:

Het is een wat ongebruikelijke rondbodem, met op beide zijden van de ketel een paardentram afgebeeld. De pijp is waarschijnlijk vervaardigd in Gouda, rond 1860–1880. Merkjes van de pijpenmaker zijn niet aanwezig. Op beide zijden van de ketel zien we een paardentram die wordt voortgetrokken door twee paarden. Op de bok zit de koetsier, die met de zweep de paarden aanspoort. Het lijkt erop dat op beide wagons het dak vol zit met mannetjes die een hoge hoed dragen, mogelijk onderweg naar een plechtige gebeurtenis. Bij de rechterafbeelding zien we dat er ook staanplaatsen waren op het balkon achteraan. Het enige duidelijke verschil is dat de wagon aan de linkerzijde van de ketel het nummer 2 draagt, en die aan de rechterzijde het nummer 3.

De geschiedenis:

In de 19e eeuw ontstond de paardentram. De eerste paardentram reed in 1832 in Manhattan, in de stad New York in de Verenigde Staten. Destijds lagen de rails nog 15 cm boven het wegdek, wat veel ongemak veroorzaakte. Pas in 1852 werd door de Fransman Alphonse Loubat de groefrails uitgevonden, waardoor het mogelijk werd om de rails op gelijke hoogte met het straatoppervlak aan te leggen.

De eerste paardentramlijn in Nederland werd in 1864 aangelegd en liep van Den Haag naar Scheveningen. Zoals te zien is op oude foto's van de Haagsche Tramweg Maatschappij (HTM), liep het traject van het Plein via de Oude Scheveningseweg naar het Kurhaus. Later volgden ook Amsterdam in 1875 en Rotterdam in 1879 met de aanleg van rails voor de paardentram.

Tussen 1900 en 1914 werden de meeste paardentrams vervangen door elektrische trams. In 1930 reed in Friesland nog de laatste paardentram, op het traject van Makkum naar Harkezijl.

Tegenwoordig rijden in diverse steden – ook in mijn eigen woonplaats Delft – voertuigen rond die men ten onrechte paardentram noemt. Ze rijden op rubberbanden, gewoon op de weg, en worden gebruikt voor rondritten of verhuurd voor uitstapjes. Feitelijk heet zo'n voertuig een omnibus – het voertuig waaruit de paardentram oorspronkelijk is ontstaan.

Introduction:

Most collectors are familiar with the small clay pipes from the late 19th century, often decorated with images of steam locomotives and paddle steamers. Recently, I acquired a somewhat less common pipe bowl featuring a mode of transport from the same era: the horse-drawn tram.

Description of the Pipe Bowl:

It is a somewhat unusual round-bottomed bowl, with a horse tram depicted on both sides of the bowl. The pipe was likely manufactured in Gouda around 1860–1880. No maker’s marks are present. On each side of the bowl, we see a horse tram being pulled by two horses. A coachman sits at the front, urging the horses on with a whip.

It appears that the roofs of both wagons are crowded with small figures wearing top hats—perhaps on their way to a formal event. On the right-hand side image, we can also see that there was standing room on the rear platform. The only noticeable difference is that the wagon on the left side of the bowl is marked with the number 2, while the one on the right side bears the number 3.

History:

The horse-drawn tram emerged in the 19th century. The first horse tram ran in 1832 in Manhattan, New York City, in the United States. At that time, the rails stood 15 cm above the road surface, causing considerable inconvenience. It wasn't until 1852 that the Frenchman Alphonse Loubat invented the grooved rail, which allowed the tracks to be laid flush with the street surface.

The first horse tram line in the Netherlands was built in 1864 and ran from The Hague to Scheveningen. As seen in old photos of the Haagsche Tramweg Maatschappij (HTM), the route went from the Plein via the Oude Scheveningseweg to the Kurhaus. Amsterdam followed in 1875, and Rotterdam in 1879, with the construction of horse tram tracks.

Between 1900 and 1914, most horse trams were replaced by electric trams. In Friesland, the last horse tram ran as late as 1930, on the route from Makkum to Harkezijl.

Today, vehicles often incorrectly referred to as horse trams still operate in various cities—including my hometown of Delft. These vehicles run on rubber tires on regular roads and are used for sightseeing tours or rented for special outings. In fact, such a vehicle is more accurately called an “omnibus,” the original type of carriage from which the horse tram evolved.