Frans Simon Sparnaaij / Firma F.S. Sparnaaij & Zoon 1839 - 1902
Frans Simon Sparnaaij, geboren op 5 februari 1821 als zoon van Adrianus Sparnaaij en Lena Turijn, was pijpenmaker in Gouda. Op 2 september 1847 trad hij in het huwelijk met Klasina van der Torren te Waddinxveen. Samen kregen zij acht kinderen:
-
1848 – 1928: Adrianus Sparnaaij
-
1849 – 1921: Jan Sparnaaij
-
1850 – 1850: Lena Sparnaaij
-
1852 – 1852: n.n. Sparnaaij (naamloos)
-
±1854 – 1854: Frans Simon Sparnaaij
-
1855 – 1856: Anna Sparnaaij
-
1858 – 1858: Frans Simon Sparnaaij
-
1860 – 1861: Lena Adriana Sparnaaij
Zijn vrouw Klasina overleed in 1862. Frans Simon hertrouwde op 13 november 1862 in Gouda met haar jongere zus Jacomina van der Torren.


Advertenties uit de Goudsche Courant 16 en 23 November 1862
Frans en Jacomina kregen zes kinderen:
-
1863 – 1920: Frans Simon Sparnaaij
-
1866 – 1868: Klazina Sparnaaij
-
1868 – 1937: Klazina Sparnaaij
-
1870 – 1872: Anna Jacomina Sparnaaij
-
1873 – 1929: Leonardus Jacominus Sparnaaij
-
1875 – 1947: Kors Frederik Sparnaaij
Frans Simon Sparnaaij vervaardigde pijpen van 1839 tot 1902. Vanaf 1880 droeg het bedrijf de naam Firma F.S. Sparnaaij & Zoon. Frans Simon overleed op 24 maart 1907 op 86‑jarige leeftijd.
De merken die het bedrijf gebruikte waren:
-
GN gekroond (1859 – 1902)
-
G gekroond (gehuurd van Simon Fransz. Sparnaaij van 1844 – 1846; in eigendom van 1846 – 1880)
-
72 gekroond (1859 – 1902)
-
Bok met B (1859 – 1880)
-
Molen (1839 – 1902)
Frans Simon was een veelzijdig ondernemer. Naast zijn pijpenfabriek bezat hij ook een pottenbakkerij, een kleingarenfabriek, een rederij en een handelskantoor in Rotterdam. Daarnaast handelde hij in steenkolen. Hij woonde in een pand aan de Lage Gouwe, dat tevens als bedrijfspand dienstdeed.

Bron: Piet's Scheepsindex
Van de Rederij F.S. Sparnaaij & Zoon in Rotterdam staat in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van juni 1853 vermeld dat op 1 juni 1853 op de werf van P. Bakhuizen en Zn. te Capelle aan den IJssel een barkschip te water is gelaten met de naam Klazina, vernoemd naar de vrouw van Frans Simon. Dit schip werd onder directie van F.S. Sparnaaij & Zoon in de vaart gebracht en zou worden gecommandeerd door kapitein D.Ws. Browning, bestemd voor de grote vaart.
Op hetzelfde moment werd op de werf van W.J. Hoogendijk & Co. de kiel gelegd voor een ander barkschip met de naam Per Aspera ad Astra, dat eveneens onder directie van F.S. Sparnaaij & Zoon zou varen. Dit schip kwam onder bevel van kapitein J.C.F. Börger en was eveneens bestemd voor de grote vaart. Het schip werd in 1854 te water gelaten.
De leus Per Aspera ad Astra betekent "Door de doornen naar de sterren" en werd gebruikt nadat de Hoge Raad van Adel op 24 juli 1816 het wapen van Gouda goedkeurde, met daarop tweemaal drie sterren en dit motto. Vanaf dat moment is deze leus door veel pijpenmakers op hun pijpen vermeld.
Interessant om te vermelden is dat het schip Per Aspera ad Astra tijdens een reis van Rotterdam naar Melbourne, zoals gemeld in een brief van 24 september 1861, voortdurend stormweer meemaakte. Hierdoor moest veel bagage overboord worden gezet, waaronder jenever, kaarsen, lucifers, glas en ook vijf kisten pijpen. Kort daarna werd het schip verkocht aan een andere eigenaar.
Barkschip Klazina stond administratief op naam van F.S. Sparnaaij omdat zij de manager van de partnerrederij waren. Zie lijst van mede-eigenaren bij SMHD
Van de Bark Klazina staat vermeld bij de Stichting Maritiem Historiche Databank dat het schip in de maand april/mei 1857 is verongelukt onderweg naar China bij Ragoon maar de Equipage was gered. Vermelding in Nieuwe Rotterdamsche Courant van 1 juli 1857.
Rotssteen een Schoenerbrik uit 1839 gevaren door Kapitein A. Soet van de rederij F.S. Sparnaaij & Zoon onderweg van Lagos naar Rotterdam raakt bij Lagos lek en werd op het strand gezet. Dit gebeurde op 8 februari 1857. De bemanning is gered, maar de bagage werd door de inboorlingen gestolen. Vermelding: Nieuwe Rotterdamsche Courant van 15 april 1857
Bekijk D-6203 Izabé met het ketelmerk Molen

Frans Simon Sparnaaij, born on 5 February 1821 as the son of Adrianus Sparnaaij and Lena Turijn, was a pipe maker in Gouda. On 2 September 1847, he married Klasina van der Torren in Waddinxveen. Together they had eight children:
-
1848 – 1928: Adrianus Sparnaaij
-
1849 – 1921: Jan Sparnaaij
-
1850 – 1850: Lena Sparnaaij
-
1852 – 1852: n.n. Sparnaaij (unnamed)
-
±1854 – 1854: Frans Simon Sparnaaij
-
1855 – 1856: Anna Sparnaaij
-
1858 – 1858: Frans Simon Sparnaaij
-
1860 – 1861: Lena Adriana Sparnaaij
His wife Klasina passed away in 1862. Frans Simon remarried on 13 November 1862 in Gouda to her younger sister Jacomina van der Torren. Together they had six children:
-
1863 – 1920: Frans Simon Sparnaaij
-
1866 – 1868: Klazina Sparnaaij
-
1868 – 1937: Klazina Sparnaaij
-
1870 – 1872: Anna Jacomina Sparnaaij
-
1873 – 1929: Leonardus Jacominus Sparnaaij
-
1875 – 1947: Kors Frederik Sparnaaij
Frans Simon Sparnaaij produced pipes from 1839 to 1902. From 1880 onward, the company operated under the name F.S. Sparnaaij & Son. He passed away on 24 March 1907 at the age of 86.
The company used the following trademarks:
-
GN crowned (1859 – 1902)
-
G crowned (rented from Simon Fransz. Sparnaaij from 1844 – 1846; owned from 1846 – 1880)
-
72 crowned (1859 – 1902)
-
Buck with B (1859 – 1880)
-
Mill (1839 – 1902)
Frans Simon was a versatile entrepreneur. In addition to his pipe factory, he owned a pottery, a small-goods factory, a shipping company, and a trading office in Rotterdam. He was also involved in the coal trade. He lived in a building on the Lage Gouwe in Gouda, which also served as company premises.
Regarding his shipping company, F.S. Sparnaaij & Son, the Nieuwe Rotterdamsche Courant reported in June 1853 that on 1 June 1853, a barque named Klazina, named after his wife, was launched at the shipyard of P. Bakhuizen & Sons in Capelle aan den IJssel. This vessel, under the direction of F.S. Sparnaaij & Son, was commanded by Captain D.Ws. Browning and destined for deep-sea voyages.
At the same time, at the shipyard of W.J. Hoogendijk & Co., the keel was laid for another barque named Per Aspera ad Astra, also under the direction of F.S. Sparnaaij & Son. This ship, commanded by Captain J.C.F. Börger, was likewise intended for oceanic voyages and was launched in 1854.
The motto Per Aspera ad Astra, meaning "Through hardships to the stars", was used after the High Council of Nobility approved the coat of arms of Gouda on 24 July 1816, which featured two sets of three stars and this motto. From that moment on, many pipe makers stamped this phrase onto their pipes.
Interestingly, during a voyage from Rotterdam to Melbourne, as reported in a letter dated 24 September 1861, the ship Per Aspera ad Astra encountered continuous stormy weather. This forced the crew to throw much of the cargo overboard, including gin, candles, matches, glassware, and five chests of pipes. Shortly thereafter, the ship was sold to another owner.